HOME CENTRAAL DISTRICT DOVENSPORT KNDSB SPORTAGENDA DOWNLOADS

     BESTUURSNIEUWS

    Archief
    2007
    2006
    2005

    WINTER  DEAFLYMPICS  2007

   De Nederlandse Deaflympics

   16e Winter Deaflympics
   2007 Salt Lake City (USA)

   Deaflympics TV

   Focus-5 TV

    DEAFLYMPICS  2005

   De Nederlandse Deaflympics
   Ploeg 2005

   De hoogtepunten van de Spelen

   21e Summer Deaflympics
   2009 Taipei (TPE)

   Melbourne 2005

   Offici�le vlaggenoverdracht

   38ste Congres Deaflympics

   Officiële medaillespiegel

   See you in Taipei 2009

   


   Klik op logo dan kan
   je bekijken het video!

    PERSBERICHTEN

   IOC erkent Deaflympics

   Waarom dovensport

   INFORMATIE

   Bondsbureau

   Disclaimer

   Webmaster Nete

   Redactie Dovensport

   UPDATE

   Home - 06 augustus
   Sportagenda - 06 augustus
   Archief - 21 juli
   Waterpolo - 25 juni
   Zwemmen (Records) - 21 juni
   Volleybal - 21 juni
   Veldvoetbal - 05 juni
 
   Boven de 60+   
"DE DOVENSPORT MOET UIT DE NEBAS!"

Rudi van Perlstein (76) werd in 1928 geboren, het jaar van de Olympische Spelen - zowel voor horenden als voor doven - te Amsterdam. Toen hij 50 was, belandde hij in de WAO als gevolg van duizelingen en suizen in zijn hoofd. Daar heeft hij nog steeds last van, soms valt hij zomaar weg. Als kind zat hij op de Ammanschool te Amsterdam, maar hij moest van zijn vader van school af omdat die het onderwijs waardeloos vond.


Door Tamara van Meer; foto�s: Johannes Abeling

Vanaf zijn elfde werd Rudi ge�soleerd van zijn klasgenoten en bleef hij thuis om priv�lessen te volgen. Hij vond dit een verschrikkelijke periode. Rudi ontpopte zich al jong als een echte bestuurder en was actief in talloze besturen in de wereld van de Dovensport. Vorig jaar heeft hij uit handen van de burgemeester van Amsterdam, Job Cohen, een lintje gekregen. Het �behaagde de koningin�om Rudi te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Rudi zat in de buik van zijn moeder toen in Amsterdam de Olympische Spelen plaatsvonden voor zowel horende als dove sporters. Voor doven was dat de tweede Olympiade. Geen toeval dus dat hij later bestuurder van de Dovensport in hart en nieren zou worden. Rudi is horend geboren, maar werd doof ten gevolge van een oorontsteking. Tot de leeftijd van elf jaar volgde hij onderwijs op de Joh. C. Ammanschool. "In mijn tijd was het heel normaal dat een klas voor de hele schoolperiode dezelfde onderwijzer had. Dus de kwaliteit van het onderwijs was zeer afhankelijk van de kwaliteit van je onderwijzer. Het kwam ook veel voor dat ouders hun kinderen van school af haalden om naar een betere school te sturen. De Ammanschool was in die tijd niet zo goed, Effatha en Sint-Michielsgestel waren veel beter. Ik had een juffrouw; heel lief, maar ze gaf niet goed les. Mijn vader heeft mij daarom van school af gehaald en ik kreeg thuis priv�les." Er volgde een verschrikkelijke tijd voor Rudi. In de ochtend kreeg hij een uur priv�les van een dovenonderwijzer en de rest van de dag moest hij zelfstandig aan zijn huiswerk werken. Toen hij veertien jaar was - de oorlog was in volle gang - moest hij opgenomen worden in het ziekenhuis vanwege natborst. Natborst, officieel natte pleuritis, is een ziekte die in de oorlog veel voortkomt; de ziekte ontstaat door kou. De longen zitten vol vocht. Anderhalf jaar bleef Rudi ziek en kwam er niks van leren terecht. Toen hij weer hersteld was, moest hij naar de ambachtsschool. Tegen zijn vader zei hij dat hij tandtechnieker wilde worden, dat was zijn grote wens. Maar vader was hier fervent op tegen en dwong hem naar de ambachtsschool te gaan. Hier volgde hij de grafische school, maar dat bleek hem al gauw niet te liggen en zo kwam hij terecht op de opleiding tot meubelmaker. Ook dat lag hem niet, maar hij had geen keus en maakte de opleiding af. "Tegen mijn vader heb ik gezegd: als ik eenentwintig ben, ga ik zelf bepalen hoe ik leef. Dan ga ik wat anders doen."

Rudi behaalde zijn diploma meubelmaken en trad in dienst van een baas. Deze baas was heel aardig en was stomverbaasd toen hij het hele verhaal van Rudi hoorde. Hij stapte zelfs naar de vader van Rudi om hem te zeggen dat het fout was om Rudi te dwingen iets te doen wat hij niet wilde. Rudi was inmiddels meerderjarig geworden en had zijn zinnen gezet op een opleiding als diamantslijper. Het beroep van tandtechnieker trok hem niet meer omdat daar nauwelijks meer werk in te vinden was. "Het was voor mij een heel moeilijke stap om na het behalen van mijn diploma meubelmaker weer aan een opleiding te beginnen. Ik verdiende net 25 gulden per week en nu moest ik weer helemaal terug naar af. Mijn vader verwachtte dat ik het niet vol zou houden, maar dat heb ik dus wel gedaan! Ik vond het werk van diamantslijper veel leuker en ik werkte zo hard, dat ik binnen anderhalf jaar al het diploma diamantslijper had en meer verdiende dan toen ik nog meubelmaker was. Ik vind het wel fout van mijn vader dat hij niet naar mij geluisterd heeft en mij zijn wil opgelegd heeft, maar het kwam ook omdat hij van een andere generatie was. Ik maak me daar verder niet druk om. Mijn vader heeft het ook heel moeilijk gehad omdat hij joods was. Hij heeft veel familie en vrienden verloren in de oorlog. Zelf hoefde hij niet naar de kampen omdat hij getrouwd was met mijn moeder die katholiek was."

Toen hij zeventien jaar was, richtte hij een kampeerclub voor doven op. "Ik had een jaar eerder met horenden gekampeerd, dat was overdag wel leuk, maar �s avonds vond ik er niks aan omdat ik al die gesprekken niet kon volgen, daar werd ik best verdrietig van. De kampeerclub voor doven ging ��n keer per jaar kamperen, meestal in Nederland. Soms sloegen we ��n jaar over, om het jaar daarop in het buitenland te kunnen kamperen. Kamperen kostte veel geld, daar moesten we hard voor sparen. De leden spaarden per week 25 cent. De rest van het jaar organiseerde de kampeerclub ook excursies. Om geld op te halen voor onze club gingen we de deuren langs met een kalender met foto's van onze club."

In 1947 ontmoette Rudi zijn vrouw Nelly tijdens een toneeluitvoering, die georganiseerd werd door de kampeerclub. Zijn vrouw is horend en trad op als zangeres in grotere en kleinere zalen, ook zong ze in operettes. Dat hij doof is en zij horend is nooit een probleem geweest. Zij zegt hierover: "Mensen vragen verbaasd, gaat dat wel samen, een zangeres met een dove man? Dan zeg ik: dat is juist handig, hij heeft er nooit last van als ik weer aan het zingen ben�" Het enige waar ze in het begin van hun verkeringstijd ruzie over maakten is dat Rudi vond dat zij het zo druk had met haar orkesten, haar operettes en haar zang. Maar dan zei zij: "Jij bent ook altijd zo druk met je sport!" En dat klopte. Naast zijn gezin en zijn baan als diamantslijper, was hij veel tijd kwijt aan bestuurswerk in de Dovensportwereld. Na zijn voorzitterschap van de kampeerclub voor doven werd hij in 1963 algemeen secretaris van de Koninklijke Nederlandse Dovensportbond, dit bleef hij zestien jaar. Hierna nam hij zitting in de technische commissie (later wordt dit: Commissie van wedstrijd en topsport) en was hij verantwoordelijk voor de individuele leden van de afdelingen atletiek, sportschieten en schaatsen. In deze functie had hij verschillende petten op, want die afdelingen hadden geen eigen bestuur omdat er zo weinig leden per sporttak waren. Hij was daarom voor al deze individuele sportlieden zowel secretaris, penningmeester als voorzitter. Hij heeft het er druk mee gehad en omdat de KNDSB toen nog geen eigen bureau had, hield hij kantoor in eigen huis. Zijn vrouw werd veelvuldig ingeschakeld om de telefoon aan te nemen en was dus een soort secretaresse. Beiden geven toe dat de situatie verre van ideaal was. Zelf vindt hij ook dat hij zijn gezin best verwaarloosd heeft door zijn bestuurswerk.

Samen met zijn vrouw kreeg hij een horende zoon en dochter. "Mijn dochter is tolk Nederlandse Gebarentaal en was getrouwd met een slechthorende man, Albert van de Ven, die bij Vi-taal werkte. Hun geluk heeft maar kort mogen duren omdat hij vorig jaar aan kanker is overleden. Ze waren nog maar zeven jaar samen en hebben twee kinderen. Dat is natuurlijk heel zwaar, voor ons allemaal, maar vooral voor onze dochter. Zij belt ons dagelijks. Het oudste kleinkind is zich goed bewust van de dood van haar vader, zij is nu zeven jaar, zij heeft het er erg moeilijk mee. De jongste, een zoon, is pas drie en is zich er niet van bewust."

Hij is verder voorzitter geweest van de voetbalclub van Doven te Amsterdam en Vice-President van het International Comittee of Silent Chess (internationaal comit� van schaken voor Doven) De laatste jaren is hij penningmeester geweest van het ICSC hulpfonds voor de Derde wereld schaaklanden. Nu is hij alleen nog voorzitter van de afdeling sportschieten en heeft hiervoor elf schutters, verspreid over heel Nederland onder zijn hoede. Hij is in totaal tien keer naar de Olympische Spelen voor Doven geweest en 20 keer naar de Olympiades voor dove schakers. Zelf schaakt en schiet hij ook graag. In 1966 heeft hij als schaker meegedaan aan de Olympische Spelen voor Doven. Voor zijn belangeloze inzet in al die besturen in de Dovensport kreeg hij vorig jaar een koninklijke onderscheiding.

Met lede ogen volgt hij de ontwikkelingen in de Dovensport. "Steeds meer Dovensportclubs verdwijnen, door gebrek aan leden. Ik word hier erg verdrietig van. De dove jeugd van tegenwoordig gaat liever uit. Tien jaar geleden had de KNDSB 1500 leden, nu nog maar 500! Jongeren willen ook niet meer in het bestuur, daarom zijn veel besturen in de doven wereld nu onderbemand en zwak. Het is doodzonde, waar moet dit naar toe? Het kan de doodsteek betekenen voor de Olympische Spelen voor Doven. Dat zou toch triest zijn!" Het feit dat dove jongeren van nu misschien meer kiezen voor horende sportclubs ziet hij niet als positief. "Hoe moeten wij al die individuele spelers in de gaten houden? Hoe moet dat met het berekenen van limieten etc. Zo kunnen wij geen Olympische Spelen organiseren." Dat de KNDSB onder de paraplu van de NEBAS is gekomen, heeft de Dovensport volgens hem ook geen goed gedaan. "Vroeger was de KNDSB veel zichtbaarder, nu weet niemand meer waar de NEBAS voor staat en waar de Dovensport zit. Het is veel beter voor de KNDSB als zij uit de NEBAS stapt en weer autonoom wordt. Waar ik ook heel kwaad en gefrustreerd over ben, is het feit dat onlangs het logo van de NEBAS aangevuld is met de naam van de NSG, de Nederlandse Sportbond van geestelijk gehandicapten. Ik vind dat geen stijl van de NEBAS, want ze hebben ons ondergebracht bij hen onder het mom van gelijkwaardigheid en nu zetten ze zomaar de NSG naast zich op het logo, zodat de NSG dus zichtbaarder wordt dan de KNDSB. Dat kan toch niet! Ik heb hier in mijn toespraak op de jaarvergadering van de NEBAS ook wat over gezegd, ik ben niet verlegen aangelegd."

Bronvermelding: Woord & Gebaar juni-nummer, website: www.woordengebaar.nl


Aanmelden nieuwsbrief
Je naam:

Je e-mailadres:

 
Last update: 06-08-2023
Copyright
© 1998 - 2007 Nete Stutt